Circa een derde van de woningen met een geregistreerd label heeft een energielabel A, het grootste aandeel ooit. Wat echter opvalt is dat deze groei met name het gevolg is van de verbetering van het energielabel van woningen die voorheen beschikten over een energielabel B, C of D. Het aantal woningen met een F en G label blijft nagenoeg gelijk. Het is echter juist deze groep woningen waar de overheid zich op richt bij het verduurzamen. Zo heeft minister de Jonge plannen gedeeld om vanaf 2030 geen woningen meer te laten verhuren met een energielabel E, F, of G. Om dit te bewerkstelligen zal nog veel werk moeten worden verricht. De groep woningen met een energielabel E, F of G vertegenwoordigt op dit moment namelijk nog 15% van de woningen met geregistreerde labels. Het aantal woningen met een energielabel G zit al sinds 2017 op hetzelfde niveau, waarmee kan worden geconcludeerd dat hier nog weinig verbetering in zit. Onderstaande figuur laat de ontwikkeling van de energielabels zien in de afgelopen 12 jaar*.
*In de analyse zijn alleen de woningen met een geregistreerd label meegenomen. 41% van de woningen in Nederland heeft nog geen geregistreerd label. De woningen zonder label zullen minder A-labels bevatten.
Zoals in de vorige paragraaf al werd opgemerkt, heeft de overheid de ambitie om in 2030 geen woningen te laten verhuren met een energielabel E, F, of G. Als we specifiek kijken naar huurwoningen, dan zien we dat het aantal geregistreerde labels relatief iets hoger ligt dan bij de koopwoningen. Het aantal energielabels A ligt daarentegen met 26% op een iets lager niveau dan in geval van koopwoningen.
De groep woningen die vanwege de beoogde maatregelen met name onder een vergrootglas komt te liggen is bovendien opvallend groot. Op dit moment beschikt namelijk bijna 11% van de huurwoningen over een energielabel E, F, of G. Om de hiervoor aangehaalde ambities te verwezenlijken, dient dus nog een aanzienlijke slag geslagen te moeten worden.
Bij een klein gedeelte van de woningtransacties is de koper geen natuurlijk persoon, maar een rechtspersoon. Veelal betreft dit een professionele partij die bijvoorbeeld opereert als besloten- of naamloze vennootschap. De groep woningen die door deze partijen wordt opgekocht, valt in een aantal opzichten op. Zo beschikt slechts 20% van deze woningen op dit moment over een energielabel A of B en beschikt maar liefst 41% over een energielabel E, F of G. Ter vergelijking bedragen deze percentages in de totale woningvoorraad respectievelijk bijna 50% en ruim 15%.
Om te onderzoeken of de hoogte van het inkomen een indicatie geeft over de energielabels in de buurt, maakte Calcasa een splitsing in hoge en in lage inkomens.
De onderstaande figuur geeft allereerst de energielabels van huishoudens met een hoog inkomen. Zo is te zien dat in buurten waar 50% tot 60% van de huishoudens een hoog inkomen heeft, ruim 56% van de woningen over een energielabel A beschikt. In de buurten waar het aandeel hoge inkomens ligt tussen 40% en 50%, is dit afgenomen tot iets meer dan 48%. Deze trend – waarbij het aandeel woningen met een energielabel A afneemt naarmate het aandeel hoge inkomen afneemt – is in zijn algemeenheid terug te zien. Daarnaast valt op dat sprake is van een groot aandeel woningen met een energielabel F en G in de buurten met het grootste percentage hoge inkomens.
Het bovenstaande beeld wordt bevestigd wanneer we kijken naar het aandeel lage inkomens in de verschillende buurten. Onderstaande figuur laat zien dat wanneer 60% tot 70% van de huishoudens in een buurt een laag inkomen heeft, ongeveer 28% van de woningen beschikt over een energielabel A. Voor in de onderste twee groepen is hierin een duidelijk verschil te zien. Zo heeft iets meer dan 51% van de woningen in een buurt met 20% tot 30% lage inkomens een energielabel A.
Hierboven is naar voren gekomen dat er op dit moment veel energiezuinige huizen zijn, maar dat er ook nog veel huizen zijn die dat niet zijn. Maar hoe groot is nu het verschil op de maandelijkse energierekening tussen een energiezuinig huis en een huis die dat niet is? Om dit te onderzoeken keek Calcasa allereerst naar de daadwerkelijke verbuikscijfers van aardgas en elektriciteit. Hierin komt naar voren dat het gasverbruik van woningen met een energielabel G ten opzichte van energielabel A circa 50% hoger is. Daarnaast ligt het elektriciteitsverbruik bij woningen met een energielabel G ten opzichte van woningen met een energielabel A 15 tot 25% hoger. Als we deze cijfers vertalen naar een ‘gemiddelde’ woning met een woonoppervlakte van 100 m2 , dan zien we dat een woning met een energielabel A bijna 400 m 3 minder gas en vrijwel 300 kWh minder elektriciteit verbruikt dan een woning met een energielabel G.
Voor een gemiddelde koopwoning met een woonoppervlakte van 100 m2 liggen de jaarlijkse energielasten dan circa € 2.000 (circa 40%) hoger bij een energielabel G dan bij een energielabel A*. Een vergelijkbare analyse voor een gemiddelde huurwoning laat zelfs zien dat dit verschil in de jaarlijkse energielasten dan zelfs circa 2.500 euro bedraagt. Voor een huishouden in een energielabel G-woning met een modaal inkomen (gedefinieerd als € 38.000 bruto per jaar), betekent deze stijging dat nu ruim 22% van het bruto inkomen op gaat aan de energierekening.
* Combinatie van de tarieven van de verschillende grote energieleveranciers per medio september 2022 (bron: gaslicht.com).
Met name huizen die in deze eeuw zijn gebouwd, hebben een groen energielabel. Dit is vanwege de bouwbesluiten die zijn ingevoerd ook niet vreemd. De huizen die in deze periode zijn gebouwd moesten voldoen aan strengere bouwtechnische eisen - waaronder eisen omtrent “energiezuinigheid”, waardoor ze automatisch ook een groen energielabel hebben. De huizen uit de vorige eeuw laten wel een licht patroon zien. Huizen uit de periode 1975-1990 zijn met name vertegenwoordigd in de C-labels. In de bouwperiode daarvoor is het aandeel woningen met een energielabel D ook relatief groot. Onderstaande figuur laat de verdeling van energielabels naar bouwjaarklasse zien.
In de vorige alinea werd al het effect van (relatieve) nieuwbouw op het energielabel beschreven. Het is daarom ook niet verrassend dat Flevoland de lijst met ‘groene’ provincies aanvoert. Door het grote aantal recent gebouwde huizen beschikt deze provincie over veel woningen met een energielabel A. Op gepaste afstand van Flevoland is Utrecht bezig met een inhaalslag. In 2016 had in Utrecht nog slechts 13% van de woningen een energielabel A. Inmiddels is dat bijna 36%. Andere provincies met meer dan 30% energielabels A zijn Gelderland (33%), Overijssel (32%), Drenthe (31%) en Noord-Brabant (31%).
Kijkend naar de actuele woningvoorraad die beschikt over een energielabel (E, F of G) en daarmee moet worden verduurzaamd (vanwege de ambities van de overheid), valt op dat de provincie Limburg de grootste uitdaging heeft. Bijna 20% van de woningen in deze provincie heeft nog een energielabel E, F of G. Ook de provincies Groningen, Zeeland en Zuid-Holland scoren slechter dan het gemiddelde. Flevoland is logischerwijs de absolute koploper met slechts 1,5% van de woningvoorraad met een energielabel E, F of G.
Am:web: Calcasa: Vergroeningsslag huizenmarkt leidt niet tot minder F of G-labels
nu.nl: Hoeveel scheelt zo'n hoog label nu echt op je energierekening?
nu.nl: Woningen worden groener, maar verduurzaming minst groene huizen blijft achter
PropertyNL: Betaalbaarheid woningen neemt verder af
RD.nl: Onderzoek: verduurzaming minst groene huizen loopt achter
Telegraaf: Verduurzaming slecht geïsoleerde huizen schiet niet op
Vastgoed Actueel: Vergroeningsslag woningen leidt niet tot minder F en G-energielabels
Vastgoedjournaal: Ondanks vergroening blijft percentage ‘slechte’ energielabels gelijk
Bron: Calcasa